Woensdag. De middelvinger van de werkweek. Nadat mijn wekker met snorharen af was gegaan, ging mijn biologische wekker om 06.05 uur. Na een nacht met veel last van mijn schouders sleepte ik mijzelf uit bed. Als een voorgeprogrammeerde zombierobot met dichtgeplakte ogen zwalkte ik naar het koffiezetapparaat om mijn dagelijkse shot cafeïne te preppen. Ik had zo geen zin. Geen zin om te gaan hardlopen, geen zin in de dag, even geen zin meer in de rest van de week. Misschien had ik zelfs even geen zin meer in dit leven. Ik had het gevoel dat ik in een existentiële crisis zat, of een midlife. Ik was tenslotte net 45 jaar geworden. Of was het gewoon weer een signaal van de perimenopauze? Afijn. Het liefst had ik het vliegtuig naar Bonaire willen pakken om daar mijn levenslust, mijzelf en het extra dark chocolade ijs van Gio’s weer terug te vinden, maar het subtiele spekrandje op mijn buik zei ga maar hardlopen dat is beter. Discipline. Het kan handig zijn maar in mijn geval was de discipline geëvolueerd naar een ernstige vorm van zelfsabotage. Het continue pushen van mijzelf, hoe slecht ik mij ook voelde, ik moest en zou blijven bewegen. Ik moest en zou mijn voeding blijven tracken en zo clean mogelijk eten. Ik moest en zou die 10000 stappen per dag zetten en ik mocht al helemaal niet met de auto naar kantoor. Ik moest en zou mezelf ontspannen. Hoe, in hemelsnaam, kan ik ontspannen als daar het woord moeten bij komt kijken? En o wee, als ik dan een keer een lekkere reep chocolade voor mijzelf kocht, dan stond de straffer in mij altijd direct klaar met een zweep. No way dat ik die hele reep op ging eten. Maximaal een halve reep en de rest geef je maar aan iemand anders, of, nog beter, gooi die andere helft maar in de prullenbak en spuit er afwasmiddel en chloor overheen zodat je hem ook niet meer uit de prullenbak kunt vissen. Ja, de straffer in mij was enorm gedisciplineerd, creatief, innovatief en leerde mij wel in de pas te blijven rennen.
Met een kop vol stress, een chloorsmaak in mijn mond en 1001 gedachten trok ik mijn hardloopkleding aan en ik had mij voorgenomen om minstens 6 kilometer te rennen. Minder is voor mietjes. Horloge aan, de Nike Run App op stand-by en vol tegenzin begon ik aan mijn warming up. Geruisloos werd ik overgenomen in de ratrace van de dag, waar mijn mede zombierobots in dezelfde route liepen, fietsen of autorijden naar hun werk. Zij wel. Ik voelde me op dat moment zo bewust van ‘het systeem’ en het feit dat ik er geheel vrijwillig aan deelnam. Gatverdegatverdamme. Bewustwording. Op een dag als deze vervloekte ik het. Mijn mede zombierobots waren zich wellicht niet eens bewust van het feit dat ze gevangen zaten in het systeem, in the ratrace, of, in ‘de Marathon des Levens’. Zij vonden het gewoon normaal om iedere dag hetzelfde programma te draaien en de playlist op repeat te hebben. Wat een rust zou dit geven, als je jezelf niet bewust bent. Ondertussen telde de Nike Run App af van 9 naar 0 en startte ik mijn hardlooprondje. Het voelde als een vlucht. Een stressreactie. Ik wilde wegrennen. Weg van die ratrace. Weg uit dit systeem. Weg uit dit leven. Echter iedere stap die ik zette, bracht mij weer nieuwe gedachten, overtuigingen, analyses, takenlijstjes en oplossingen. De radartjes in mijn hoofd maakten overuren en de fronsrimpel in mijn voorhoofd leek met de seconde dieper te worden. Al die verplichtingen, het moeten, het straffen, de discipline, de chocolade, de verantwoordelijkheden en de verwachtingen die ik van mijzelf had, pakten zichzelf samen en groepeerden zichzelf tot een grote donderwolk boven mijn hoofd met af en toe een bliksemflits. Ik zoomde uit en van een afstandje, in een groter bewustzijn, keek ik naar mijzelf. Een 45 jarige Meesteres in de Zelfsabotage, met een hoofd als een natte tomaat, hardloopstijl als een combinatie van Charlie Chaplin en Donald Duck op speed, in de ene hand een lange zweep en in de andere een groot dik boek, met de trainingsschema’s voor de Marathon des Levens. Multitasken, ik ben er zo goed in. Het zwarte donderwolkje zweefde op dezelfde snelheid met me mee en het leek zwarter te worden. Even dacht ik dat er aliens uit kwamen, net als in de film War of the Worlds. Was dat maar zo, dan konden ze me ontvoeren en meenemen naar een planeet ver weg van hier. Of, misschien konden ze me een lift aanbieden en kon ik er boven Bonaire uitspringen.
De aliens kwamen niet. ‘Laat maar, ik doe het zelf wel’. Die overtuiging zat vastgeroest. De frons in mijn voorhoofd was inmiddels zo diep dat de Grand Canyon er jaloers op zou zijn en ik stond mentaal op het punt van een zware crash. De tranen brandden in mijn ogen en vermengden zich met het zoute zweet. Alle vezels en cellen in mijn lichaam verzochten mij dat ik bij het eerstvolgende bankje zou stoppen en zou gaan zitten janken als een klein kind, schreeuwend om een arm om mij heen voor mentale support en de woorden ‘komt wel goed schatje’. Maar dat deed ik niet. En er was ook geen bankje. Ik rende braaf verder en met de dreunende tonen van ‘Dance with the Devil’ in mijn oren kon ik niet anders dan in de pas te blijven lopen. Ik. Moet. En. Ik. Zal. Zes. Kilometer. Rennen.
In de verte doemde hij op. Het Betho wagentje. De Betho is een organisatie in Goes die werk biedt aan mensen met een beperking. De wagentjes waarmee de medewerkers rijden zien er heel grappig uit en ze geven mij altijd een vrolijk gevoel. In mijn fantasie heeft dat wagentje ook een eigen identiteit en een stem. Vandaag, woensdag, de middelvinger van de werkweek, kon hij me niet laten lachen en bleef het donker. Totdat er iemand uitstapte. Het Betho mannetje. Er kwamen zowaar scheuren, cracks of light, in mijn donderwolk en het duurde niet lang voordat de wolk plaatsmaakte voor een schitterend fel licht. Het leek rechtstreeks uit de ogen van het Betho mannetje te komen. Even leek hij op zo’n kat met van die laserogen. Ik minderde vaart en zag dat hij wat tegen mij wilde zeggen. Ik deed mijn oordopjes uit, en de laatste klanken van ‘Dance with the Devil’ stierven weg en maakten plaats voor de muziek die uit het Betho wagentje kwam. Deutsche Schlagers, volume 1. Met het volume op 200.
‘Goedemorgen, begin de dag met een lach!’.
Hij keek me vrolijk, lachend, twinkelend aan, en begon met zijn dagelijkse taak. Het schoonmaken van de prullenbakken en deze voorzien van nieuwe vuilniszakken. Stiekem vroeg ik me af, wat hij zou doen als hij een halve chocoladereep zou vinden. Bijna dansend was hij aan het werk, met de vocale support van Dennie Christian. Hij had er zichtbaar zin en plezier in. In deze taak. In deze middelvinger van de werkweek. In dit leven. Zonder zichzelf te pushen, te straffen of zich gevangen te voelen. Hij had geen zweep in zijn hand, maar een bezem. En op zijn voorhoofd kon ik ook niet echt een fronsrimpel ontdekken, maar, hij kon natuurlijk stiekem aan botox doen he. Hij had ook vast niet de wens om ontvoerd te worden door de aliens uit War of the Worlds of om op een bankje te gaan zitten janken. En hij zou vast gewoon de hele chocoladereep opeten.
Ik keek op mijn app. Iets meer dan drie kilometer gerend. De Meesteres in Zelfsabotage stond alweer klaar met de zweep. Ik deed mijn oordopjes weer in, Dance with the Devil op volume 200 en veegde de tranen van mijn gezicht. Meesteressen janken niet. Die spuiten alleen chloor over een chocoladereep.
Wie heeft er nu een beperking?
No Comments.